piemel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  piemel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpiməl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pie·mel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  piemelen ww  zonder het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘mannelijk lid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord piemel piemels
verkleinwoord piemeltje piemeltjes

Zelfstandig naamwoord

depiemelm

  1. (anatomie) (informeel) geslachtsdeel van de man, penis, vooral gebruikt voor onvolgroeide jongens
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
piemelen

piemel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piemelen
    • Ik piemel. 
  2. gebiedende wijs van piemelen
    • Piemel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piemelen
    • Piemel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord piemel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.