tanker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tanker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tan·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tankboot’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1]
  • Naamwoord van handeling van tanken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tanker tankers
verkleinwoord tankertje tankertjes

Zelfstandig naamwoord

detankerm

  1. (scheepvaart) een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
Synoniemen
  • tankschip
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • tankerkapitein, tankervaart, tankervloot
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tanker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

tanker monbezield

  1. (scheepvaart) tanker; een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
Synoniemen
  • cisternová loď
  • tanková loď
  • tankové plavidlo
  • (verouderd) nádržová loď
Afgeleide begrippen
  • supertanker

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /taŋkɛr/
Woordafbreking
  • tan·ker

Zelfstandig naamwoord

tanker monbezield

  1. (scheepvaart) tanker; een speciaal gebouwd en uitgerust schip om vloeibare ladingen te vervoeren
    «Havárie ropného tankeru obvykle způsobí ekologickou katastrofu.»
    Een ongeluk met een olietanker veroorzaakt vaak een ecologische catastrofe.
  2. (luchtvaart) tankvliegtuig; vliegtuig waarmee andere vliegtuigen in de lucht kunnen worden bijgetankt
Verbuiging
Synoniemen
  1. tanková loď v, cisternová loď v
Hyperoniemen
  1. loď v
  2. letadlo o
Afgeleide begrippen
  • supertanker monbezield
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.