vakman
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vakman (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɑkmɑn / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- vak·man
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vak zn en man zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakman | vaklieden vaklui vakmannen vakmensen |
verkleinwoord | vakmannetje | vakmannetjes |
Zelfstandig naamwoord
de vakman m
- man die zijn vak of professie verstaat
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een man die zijn vak of professie verstaat
|
Gangbaarheid
- Het woord vakman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vakman" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.