angr

Oudnoords

Woordafbreking
  • angr
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   angr         angrar        
genitief   angrs         angra        
datief   angri         ǫngrum        
accusatief   angr         angra        

Zelfstandig naamwoord

[A] angr m / o

  1. bekommernis, leed, verdriet, zorg
  2. ellende, nood
  3. drift, toorn
  4. zonde
  5. berouw
  6. letsel
  7. pijn
Afgeleide begrippen
  • [1]: ástarangr
  • [1]: einangr
  • [1]: hugarangr
  • [1]: ǽttangr
  • [2]: harðangr

Zelfstandig naamwoord

[B] angr m

  1. geur, lucht, reuk
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

[C] angr m

  1. fjord, inham
Afgeleide begrippen
  • harðangr
  • fjǫrðr
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.