zonde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zonde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɔndə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zon·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonde zonden
zondes
verkleinwoord zondetje zondetjes

Zelfstandig naamwoord

dezondev/m

  1. (religie) overtreding van een goddelijke wet of regel
     Het is natuurlijk een zonde om op kerstavond te applaudisseren, gelukkig dat ik niet de moraal van mijn grootmoeder heb geërfd.[3]
  2. (figuurlijk) overtreding van een door mensen gestelde norm
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen zonde
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

zonde

  1. te betreuren, een gevoel van spijt of teleurstelling oproepend
    • Dat is zonde van zo'n mooie dag. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zonnen

zonde

  1. enkelvoud verleden tijd van zonnen
    • Ik zonde. 
    • Jij zonde. 
    • Hij, zij, het zonde. 

Gangbaarheid

  • Het woord zonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.