bokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔkə(n)/
Woordafbreking
  • bok·ken
Woordherkomst en -opbouw
  •  bok zn  met de uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

debokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bok
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (evenhoevigen) Caprinae  (of geitachtigen) een onderfamilie uit de familie der holhoornigen (Bovidae), waartoe onder andere de geiten, schapen, gemzen en de muskusos behoren. De Tibetaanse antilope (Pantholops hodgsonii) wordt soms tot deze onderfamilie gerekend, en vaak gezien als de holhoornige die het nauwst aan de bokken verwant is
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • ribbokken
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bokken
bokte
gebokt
zwak -t volledig

Werkwoord

bokken

  1. inergatief mokken omdat men zich verongelijkt voelt
  2. inergatief (van paarden) de achterhand in de lucht gooien
  3. (gewestelijk) zich vooroverbuigen, bukken.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.