buurman

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buurman    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbyrmɑn/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • buur·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurman buurmannen
buurlieden
buurlui
verkleinwoord buurmannetje buurmannetjes

Zelfstandig naamwoord

debuurmanm

  1. een man naast wie men woont
    • Toen mijn buurman op vakantie was, zorgde ik voor zijn huisdieren. 
    • Even is het stil, alsof hij een witregel laat vallen, kijkt me als zijn buurman aan tafel indringend aan, en daar gaat hij, in lijzig uitgesproken, gebeeldhouwde zinnen. [2] 
Overerving en ontlening
Spreekwoorden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buurman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.