chuck

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
chuck chucks

Zelfstandig naamwoord

chuck

  1. (gereedschap) klauwplaat, voor het vastklemmen van ronde werkstukken in een draaibank
  2. aaitje
  3. geklik
  4. (informeel) ontslag
  5. (informeel) iemand dumpen, de bons geven
  6. (dierkunde), (anatomie) voorvoet (v.e. rund)
  7. (dierkunde) bosmarmot
Verwante begrippen
vervoeging
onbepaalde wijs to  chuck 
he/she/it  chucks 
verleden tijd  chucked 
voltooid
deelwoord
 chucked 
onvoltooid
deelwoord
 chucking 
gebiedende wijs  chuck 

Werkwoord

chuck

  1. onovergankelijk klikken
  2. onovergankelijk, (sport) een honkbal opwerpen
  3. onovergankelijk, (informeel) kotsen, overgeven [1]
  4. overgankelijk aaien
  5. overgankelijk aantikken
  6. overgankelijk vastklemmen
  7. overgankelijk (informeel) gooien, smijten
  8. overgankelijk (informeel) dumpen, iemand de bons geven
  9. overgankelijk (informeel) ophouden, stoppen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.