dam

Niet te verwarren met: Dam

Universeel taalgebruik

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van “m” (meter) met het voorvoegsel “da” (deca-)

Symbool

dam

  1. (natuurkunde), (wiskunde), (eenheid) het symbool voor decameter, een lengte van 10 meter of 0,01 kilometer
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • dam-eenheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dam    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɑm/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • dam
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord dam dammen
verkleinwoord dammetje dammetjes

[A]dedamm

  1. (waterbeheer) relatief smalle, massieve bodemophoging in een waterweg om wegverkeer tussen de oevers mogelijk te maken en/of ter bescherming tegen overstromingen
    • Bij een dijk is aan de ene zijde land en aan de andere zijde water bij een dam is aan beide zijden water. 
    • In het Deltaplan is de functie van een dam primair de kustverdediging. 
  2. (waterbeheer) vaste waterkering, aangelegd voor de waterbeheersing en doorgaans voorzien van regelbare doorlaatopeningen of sluizen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Als er een schaap over de dam is, volgen er meer
als de eerste stap is gezet is het voor een ander niet moeilijk meer om die ook te maken en volgt de rest vanzelf
  • het hek is van de dam
er ontstaan problemen nu de belemmering is opgeheven
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dammen

[A] dam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dammen
    • Ik dam. 
  2. gebiedende wijs van dammen
    • Dam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dammen
    • Dam je? 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord dam dammen
verkleinwoord dammetje dammetjes

Zelfstandig naamwoord

[B]dedamv/m

  1. (spel) (bij het damspel) twee gestapelde schijven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dammen

[B] dam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dammen
    • Ik dam. 
  2. gebiedende wijs van dammen
    • Dam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dammen
    • Dam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  dam(US)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
dam dams

Zelfstandig naamwoord

dam

  1. (waterbeheer) dam (een scheiding tussen twee wateren: zee, stuwmeer, rivier etc.)

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

dam

  1. (waterbeheer) dam

Urkers

Zelfstandig naamwoord

dam

  1. (waterbeheer) dam
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.