imma

Gotisch

enkelvoud meervoud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominatief issiitaeisijosija
accusatief inaijains
genitief isizosisizeizoize
datief immaizaiimmaim

Persoonlijk voornaamwoord

imma

  1. (aan/voor) hem (datief mannelijk enkelvoud van de derde persoon)
  2. eraan/ervoor (datief onzijdig enkelvoud van de derde persoon)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.