kleinood

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleinood    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɛɪnot/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • klei·nood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kleinood kleinodiën
kleinoden
verkleinwoord kleinoodje kleinoodjes

Zelfstandig naamwoord

hetkleinoodo

  1. klein voorwerp van hoge waarde
    • Het kleinood werd zorgvuldig opgeborgen. 
  2. draagteken van een ridder- of andere orde in de vorm van een versiersel dat hangt aan een om het lichaam gedragen lint, keten of koord
Afgeleide begrippen
  • [1] kleinodiënschrijn
Verwante begrippen
Verwante begrippen
[2] termen uit de faleristiek:
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kleinood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.