kanselier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kanselier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɑnsəˈlir/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kan·se·lier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kanselier kanseliers
kanselieren
verkleinwoord kanseliertje kanseliertjes

Zelfstandig naamwoord

dekanselierm

  1. (regering) eerste minister
    • Toen Hitler in 1933 kanselier van Duitsland werd, was dat het begin van het einde van de Duitse democratie 
  2. hoofd van een griffie
    • Reeds de Romeinse keizers hadden kanseliers in dienst. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
[2] termen uit de faleristiek:
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

  • Het woord kanselier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.