kraai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kraai    (hulp, bestand)
  • IPA: /kraj/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /kraɪ̯/
    • (Vlaanderen, Brabant): /kraɪ̯/
    • (Limburg): /kraːɪ̯/
Woordafbreking
  • kraai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kraai kraaien
verkleinwoord kraaitje kraaitjes

Zelfstandig naamwoord

dekraaiv/m

  1. (zangvogels) benaming voor vogels uit het geslacht Corvus 
    1. bepaald soort zwarte vogel, Corvus corone 
      • Kijk, er zit een kraai in de boom! 
  2. (dierengeluid) een kraaiend geluid
  3. (informeel) iemand van het vrouwelijk geslacht (vaak negatief)
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1]

  • Een vliegende kraai vangt altijd wat
Wie wat rondkijkt en moeite doet, heeft meer resultaat

[2]

  • Kind noch kraai hebben
Helemaal niets hebben, erg arm zijn
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kraaien

kraai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
    • Ik kraai. 
  2. gebiedende wijs van kraaien
    • Kraai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
    • Kraai je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kraai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.