nam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nam    (hulp, bestand)
  • IPA: /nɑm/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /nɑm/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /nɑm/
Woordafbreking
  • nam

Werkwoord

vervoeging van
nemen

nam

  1. enkelvoud verleden tijd van nemen
    • Ik nam. 
    • Jij nam. 
    • Hij, zij, het nam. 
     Ik nam een selfie (voor de Southern Terminus), deed met veel moeite mijn rugzak om, draaide mijn neus richting Canada en begon te lopen.[1]
Vaste voorzetsels
  • nam op

Gangbaarheid

  • Het woord nam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

Atjehs

Telwoord (Atjehs)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
100 103 106

Hoofdtelwoord

nam

  1. zes
Afgeleide begrippen

Bosnisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈnam/
Woordafbreking
  • nam

Persoonlijk voornaamwoord

nam

  1. aan/voor ons (datief van de eerste persoon meervoud)

Kroatisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈnam/
Woordafbreking
  • nam

Persoonlijk voornaamwoord

nam

  1. aan/voor ons (datief van de eerste persoon meervoud)

Latijn

Voegwoord

nam

  1. want

Pools

enkelvoud meervoud
nom. / voc. jamy
accusatief mnie, mięnas
genitief mnienas
datief mnie, minam
locatief mnienas
instrumentalis mnąnami
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈnam/
Woordafbreking
  • nam

Persoonlijk voornaamwoord

nam

  1. aan/voor ons (datief van de eerste persoon meervoud)

Tyap

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /nàm/

Zelfstandig naamwoord

nam

  1. (voeding) vlees

Vietnamees

Bijvoeglijk naamwoord

nam

  1. zuidelijk
  2. mannelijk, mannen-
Synoniemen
  • [2] trai
Antoniemen
  1. bắc
  2. nữ, gái

Xhosa

EnkelvoudMeervoud
PersoonVormPersoonVorm
eerstenameerstenathi
tweedenawetweedenani
KlasseVormKlasseVorm
1naye2nabo
3nawo4nayo
5nalo6nawo
7naso8nazo
9nayo10nazo
11nalo
14nabo 
15nako

Voorzetselvorm

nathi

  1. na- + mna: vorm van na- voor de eerste persoon enkelvoud: en/ook ik, met mij
    «Ndiyavuya nam
    Ook ik verheug me.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.