< opstaan
opstaan/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opstaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opstaan | op te staan | ||||||||
toekomend | zullen opstaan op zullen staan |
te zullen opstaan op te zullen staan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn, hebben[1] opgestaan | te zijn, hebben[2] opgestaan | ||||||||
toekomend | opgestaan zullen zijn, hebben[3] | opgestaan te zullen zijn, hebben[4] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opstaand | opgestaan | ev. sta op | mv. verouderd staat op | sta op (bijzin) opsta | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | sta op | staat op | staat op | staat op | staat op | staan op | staan op | staan op | |||
verleden (o.v.t.) | stond op | stond op | stond op | stond op | stond op | stonden op | stonden op | stonden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opstaan | zult/zal opstaan | zult/zal opstaan | zult opstaan | zal opstaan | zullen opstaan | zullen opstaan | zullen opstaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opstaan | zou opstaan | zou(dt) opstaan | zoudt opstaan | zou opstaan | zouden opstaan | zouden opstaan | zouden opstaan | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opsta | opstaat | opstaat | opstaat | opstaat | opstaan | opstaan | opstaan | |||
verleden (o.v.t.) | opstond | opstond | opstond | opstond | opstond | opstonden | opstonden | opstonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opstaan op zal staan |
zult/zal opstaan op zult/zal staan | zult/zal opstaan op zult/zal staan | zult opstaan op zult staan | zal opstaan op zal staan | zullen opstaan op zullen staan | zullen opstaan op zullen staan | zullen opstaan op zullen staan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opstaan op zou staan |
zou opstaan op zou staan | zou(dt) opstaan op zou(dt) staan | zoudt opstaan op zoudt staan | zou opstaan op zou staan | zouden opstaan op zouden staan | zouden opstaan op zouden staan | zouden opstaan op zouden staan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm opgestaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgestaan | er is opgestaan | |||||||||
verleden | er werd opgestaan | er was opgestaan | |||||||||
toekomend | er zal opgestaan worden | er zal opgestaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgestaan worden | er zou opgestaan zijn | |||||||||
lijdende vorm opgestaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgestaan worden | opgestaan te worden | ||||||||
toekomend | opgestaan zullen worden | opgestaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgestaan zijn | opgestaan te zijn | ||||||||
toekomend | opgestaan zullen zijn | opgestaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgestaan | wordt opgestaan | wordt opgestaan | wordt opgestaan | wordt opgestaan | worden opgestaan | worden opgestaan | worden opgestaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgestaan | werd opgestaan | werd opgestaan | werdt opgestaan | werd opgestaan | werden opgestaan | werden opgestaan | werden opgestaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgestaan worden | zult opgestaan worden | zult opgestaan worden | zult opgestaan worden | zal opgestaan worden | zullen opgestaan worden | zullen opgestaan worden | zullen opgestaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgestaan worden | zou opgestaan worden | zou/zoudt opgestaan worden | zoudt opgestaan worden | zou opgestaan worden | zouden opgestaan worden | zouden opgestaan worden | zouden opgestaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgestaan | bent opgestaan | bent/is opgestaan | zijt opgestaan | is opgestaan | zijn opgestaan | zijn opgestaan | zijn opgestaan | |||
verleden (v.v.t.) | was opgestaan | was opgestaan | was opgestaan | waart opgestaan | was opgestaan | waren opgestaan | waren opgestaan | waren opgestaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgestaan zijn | zult opgestaan zijn | zult opgestaan zijn | zult opgestaan zijn | zal opgestaan zijn | zullen opgestaan zijn | zullen opgestaan zijn | zullen opgestaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgestaan zijn | zou opgestaan zijn | zou/zoudt opgestaan zijn | zoudt opgestaan zijn | zou opgestaan zijn | zouden opgestaan zijn | zouden opgestaan zijn | zouden opgestaan zijn |
Verwijzingen
- ↑ In de zin van "op het vuur staan" is het werkwoord inergatief en wordt vervoegd met "hebben", maar lijdende vormen zijn er niet
- ↑ In de zin van "op het vuur staan" is het werkwoord inergatief en wordt vervoegd met "hebben", maar lijdende vormen zijn er niet
- ↑ In de zin van "op het vuur staan" is het werkwoord inergatief en wordt vervoegd met "hebben", maar lijdende vormen zijn er niet
- ↑ In de zin van "op het vuur staan" is het werkwoord inergatief en wordt vervoegd met "hebben", maar lijdende vormen zijn er niet
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.