soep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  soep    (hulp, bestand)
  • IPA: /sup/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • soep
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans soupe, in de betekenis van ‘vloeibare kost’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord soep soepen
verkleinwoord soepje soepjes

Zelfstandig naamwoord

desoepv/m

  1. (voeding) vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, met name groenten en/of vlees, met bouillon en veel water te koken
    • Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • er geen soep van kunnen maken
    er geen raad mee weten
  • in de soep draaien
    behandelen op een manier die tot mislukking leidt
  • in de soep lopen
    mislukken
  Deze bosbrand dreigde mijn plan om de PCT in haar geheel te voet af te leggen in de soep te laten lopen. [4] 
Spreekwoorden
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord soep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.