< vechten
vechten/vervoeging
Nederlands
vervoeging van de bedrijvende vorm van vechten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vechten | te vechten | ||||||
toekomend | zullen vechten | te zullen vechten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevochten | te hebben gevochten | ||||||
toekomend | gevochten zullen hebben | gevochten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
vechtend | gevochten | ev. vecht | mv. verouderd vecht | vechte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | vecht | vecht | vecht | vecht | vecht | vechten | vechten | vechten | |
verleden (o.v.t.) | vocht | vocht | vocht | vocht | vocht | vochten | vochten | vochten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal vechten | zult/zal vechten | zult/zal vechten | zult vechten | zal vechten | zullen vechten | zullen vechten | zullen vechten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vechten | zou vechten | zou(dt) vechten | zoudt vechten | zou vechten | zouden vechten | zouden vechten | zouden vechten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevochten | hebt gevochten | hebt/heeft gevochten | hebt gevochten | heeft gevochten | hebben gevochten | hebben gevochten | hebben gevochten | |
verleden (v.v.t.) | had gevochten | had gevochten | had gevochten | hadt gevochten | had gevochten | hadden gevochten | hadden gevochten | hadden gevochten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevochten hebben | zal/zult gevochten hebben | zult/zal gevochten hebben | zult gevochten hebben | zal gevochten hebben | zullen gevochten hebben | zullen gevochten hebben | zullen gevochten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevochten hebben | zou gevochten hebben | zou/zoudt gevochten hebben | zoudt gevochten hebben | zou gevochten hebben | zouden gevochten hebben | zouden gevochten hebben | zouden gevochten hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gevochten worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gevochten | er is gevochten | |||||||
verleden | er werd gevochten | er was gevochten | |||||||
toekomend | er zal gevochten worden | er zal gevochten zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gevochten worden | er zou gevochten zijn |
Middelnederlands
onbepaalde wijs | gebiedende wijs | onv. deelwoord | volt deelwoord | |
---|---|---|---|---|
vechten te vechtene | vechte mv. vecht | vechtende | gevochten | |
aantonend | aanvoegend | |||
tegenwoordig | verleden | tegenwoordig | verleden | |
ic | vechte | vacht | vechte | vochte |
du | vechts | vachts | vechts | vochtes |
hi, si | vecht | vacht | vechte | vochte |
wi | vechten | vochten | vechten | vochten |
ghi | vecht | vocht | vecht | vocht |
si | vechten | vochten | vechten | vochten |
- Opm.: Bovenstaande is een geïdealiseerd beeld van de vervoeging. Er bestond grote variabiliteit in spelling en in vormen tussen de verschillende dialecten.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.