vijg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vijg (hulp, bestand)
- IPA: / vɛix / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- vijg
Woordherkomst en -opbouw
- v: via Middelnederlands vige / vighe en Oudnederlands figa en wellicht Oudfrans fige van Oudprovençaals figa dat teruggaat op Latijn ficus, in de betekenis van ‘schijnvrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2]
- m: (verkorting) van vijgenboom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vijg | vijgen |
verkleinwoord | vijgje | vijgjes |
Zelfstandig naamwoord
de vijg v / m
- (fruit) Ficus carica peervormige, zoete vrucht met eetbare zaden van de vijgenboom (wikidata: vijg )
Hyponiemen
- adamsvijg, cactusvijg, oorvijg, paardenvijg
Afgeleide begrippen
- vijgenblad, vijgenboom, vijgenboon
Vertalingen
1. vrucht van de vijgenboom
Zelfstandig naamwoord
de vijg m
- (bloemplanten) bepaald soort boom, Ficus carica
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord vijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vijg" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vijg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vijg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.