vise

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʋiːsə /
Woordafbreking
  • vi·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vísa
Naar frequentie 374
vervoeging
onbepaalde wijs vise
tegenwoordige tijd viser
verleden tijd viste
voltooid
deelwoord
vist
onvoltooid
deelwoord
visende
lijdende vorm vises
gebiedende wijs vis
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

vise

  1. aanwijzen, betonen, laten zien, tonen, wijzen
  2. aantonen, blijken, tonen
  3. verwijzen (naar)
  4. aantonen, bewijzen
  5. vertonen
Afgeleide begrippen
  • vise seg
  • vise til
  • vise tilbake
Verwante begrippen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vise     m: visen
v: visa  
  viser     visene  
genitief   vises     m: visens
v: visas  
  visers     visenes  

Zelfstandig naamwoord

vise, g

  1. (muziek) wijs
Afgeleide begrippen
  • drikkevise
  • folkevise
  • visekveld
  • visesanger
  • visesangbok

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʋiːsə /
Woordafbreking
  • vi·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vísa
vervoeging
onbepaalde wijs vise
visa
tegenwoordige tijd viser
verleden tijd viste
voltooid
deelwoord
vist
onvoltooid
deelwoord
visande
lijdende vorm visast
gebiedende wijs vise
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

vise

  1. aanwijzen, betonen, laten zien, tonen, wijzen
  2. aantonen, blijken, tonen
  3. verwijzen (naar)
  4. aantonen, bewijzen
  5. vertonen
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • vise seg
  • vise til
  • vise tilbake
Verwante begrippen
v
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vise     visa     viser     visene  

Zelfstandig naamwoord

[A] vise v

  1. (muziek) wijs
Afgeleide begrippen
  • drikkevise
  • folkevise
  • visekveld
  • visesongar
  • visesongbok
m
[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vise     visen     visar     visane  

Zelfstandig naamwoord

[B] vise m

  1. aar
  2. blad, stengel
  3. bloem, bloesem
  4. kiem

Middelengels

Zelfstandig naamwoord

vise

  1. fout, imperfectie
  2. zondig gedrag
  3. ziekte, kwaal
Schrijfwijzen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /vɪzɛ/
Woordafbreking
  • vi·se

Zelfstandig naamwoord

vise v

  1. visie; een voorstelling over de toekomst
  2. visie; een artistische voorstelling
  3. misvatting, illusie
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. vidina v
  2. vidina v, přelud monbezield, iluze v, šálení o, mámení o
Gelijkklinkende woorden
  • vyze v
Verwante begrippen
  • Eurovise / Eurovize v
  • Intervise / Intervize v
  • televise / televize v

Verwijzingen

    Uitspraak
    • IPA: /vɪsɛ/
    Woordafbreking
    • vi·se

    Zelfstandig naamwoord

    vise

    1. vocatief enkelvoud van vis

    Verwijzingen

      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.