astma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  astma    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑs(t)ma/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ast·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘aamborstigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1538 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord astma astma's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

astma o of v/m

  1. (medisch) een ziekte die, door vernauwing van de luchtwegen, benauwdheid en hoestbuien veroorzaakt
    • Hij had speciale medicijnen tegen zijn astma. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord astma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Zelfstandig naamwoord

astma, g

  1. (medisch) astma

Verwijzingen

    Fins

    Zelfstandig naamwoord

    astma

    1. (medisch) astma

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / ˈɑsmɑ /
    Woordafbreking
    • ast·ma
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig uit het Grieks
    Naar frequentie 15004
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   astma     astmaen     astmaer     astmaene  
    genitief   astmas     astmaens     astmaers     astmaenes  

    Zelfstandig naamwoord

    astma m

    1. (medisch) astma
      «Personer med astma bør ikke utsettes for sigarettrøyk.»
      Mensen met astma moeten uit de sigarettenrook gehouden worden.
    Synoniemen
    • (wetenschappelijk) asthma bronchiale
    Afgeleide begrippen
    • astmaanfall
    • astmabarn
    • astmamedisin
    • astmasjuk
    • astmasyk
    • astmatiker
    • astmatisk
    • hjerteastma

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / ˈɑsmɑ /
    Woordafbreking
    • ast·ma
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig uit het Grieks
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   astma     astmaen     astmaer     astmaene  

    Zelfstandig naamwoord

    astma, m

    1. (medisch) astma.
      «Han er sterkt plaga av astma
      Hij heeft erg veel last van astma.
    Synoniemen
    • (wetenschappelijk) asthma bronchiale
    Afgeleide begrippen
    • astmaanfall
    • astmabarn
    • astmamedisin
    • astmasjuk
    • astmatikar
    • astmatisk
    • hjerteastma

    Pools

    Zelfstandig naamwoord

    astma v

    1. (medisch) astma.
    Verbuiging

    Servo-Kroatisch

    Zelfstandig naamwoord

    astma v

    1. (medisch) astma.

    Slowaaks

    Zelfstandig naamwoord

    astma v

    1. (medisch) astma.

    Tsjechisch

    Zelfstandig naamwoord

    astma o

    1. (medisch) astma.
    Afgeleide begrippen

    Zweeds

    astmas enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     astma     astman     -     -  
      genitief     astmas     astmans     -     -  

    Zelfstandig naamwoord

    astma, g

    1. (medisch) astma.
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.