beker

Niet te verwarren met: Beker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbekər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘drinkgereedschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord beker bekers
verkleinwoord bekertje bekertjes

Zelfstandig naamwoord

debekerm

  1. (gereedschap) (huishouden) een cilindervormig voorwerp waaruit gedronken kan worden, mok
    • De jongen hield de beker met twee handen vast. 
     Vul elkanders bekers, maar drink niet uit dezelfde beker.[2]
     Hij deelde dan zijn befaamde root-beer-float Trail Magic uit: een wonderlijk Amerikaans gerecht dat bestond uit een bolletje vanille-ijs in een plastic bekertje met root-beer (een soort ginger ale).[2]
  2. trofee
    • De winnaars toonden de beker aan het publiek. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bekeren

beker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Ik beker. 
  2. gebiedende wijs van bekeren
    • Beker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Beker je? 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord beker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Het is een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Zelfstandig naamwoord

beker

  1. beker
Synoniemen
  • piala
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.