braam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  braam    (hulp, bestand)
  • IPA: /bram/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • braam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braam bramen
verkleinwoord braampje braampjes

Zelfstandig naamwoord

debraamv/m

  1. (bloemplanten) Rubus , braamstruik
  2. (fruit) Rubus, zwarte vrucht van de braamstruik
    • Bramen zijn zwart van kleur, braambozen zijn zoeter en roder. 
  3. ruwe, ongelijke rand aan een van een metalen voorwerp, die eigenlijk glad hoort te zijn
    • Hij heeft de wedstrijd verloren omdat er een braam op zijn schaats zat. 
  4. m (straalvinnigen) bepaald soort Europese zoetwatervis Abramis brama 
  5. m (straalvinnigen) benaming voor zeevissen uit de familie Bramidae 
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
  • bosbraam, duinbraam, framboosbraam, hennebraam, hennenbraam, hoogvinbraam, kweekbraam, poolbraam, stokbraam, viltbraam, zilverbraam
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bramen

braam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bramen
    • Ik braam. 
  2. gebiedende wijs van bramen
    • Braam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bramen
    • Braam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord braam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.