daad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  daad    (hulp, bestand)
  • IPA: /dat/ (1 lettergreep); /daːt/
Woordafbreking
  • daad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord daad daden
verkleinwoord daadje daadjes

Zelfstandig naamwoord

dedaadv/m

  1. bewust gepleegde handeling, doelgericht
     Een verwaande kwast die als grootste hobby interessant doen en opscheppen had. Bij voorkeur over zijn eigen daden.[2]
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op heter daad betrappen
iemand betrappen op een misdaad terwijl hij bezig is
een daad die schade veroorzaakt heeft, waarvoor men een schadevergoeding zal moeten betalen
  • iemand met raad en daad bijstaan
iemand helpen, niet alleen met advies maar ook door handelen
  • de daad bij het woord voegen
direct doen wat je belooft
  ik ben er he-le-maal klaar mee. 'De daaropvolgende ingesprektoon gaf aan dat Heleen Kronenberg de daad letterlijk bij het woord voegde. [3] 
  • een goede daad doen
iets goeds doen
  • een daad stellen
iets doen om te laten zien dat je het serieus meent
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord daad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.