fortuna

Latijn

Uitspraak
  • Geluid:  fortuna (klassiek)    (hulp, bestand)
  • IPA: /forˈtuː.na/
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse woord fōrs (toeval, geluk).

Zelfstandig naamwoord

fortuna v

  1. toeval, geluk, ongeluk ( adversa ~)
  2. lot, toestand, gesteldheid; mv geluksgoederen, vermogen, bezittingen
  3. voorspoed
  4. aandeel, deel
Verwante begrippen
  • fōrsitan
  • fōrtasse
  • fōrtassis
Verbuiging


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /foɾˈtu.na/
Woordafbreking
  • for·tu·na
enkelvoud meervoud
fortuna fortunas

Zelfstandig naamwoord

fortuna v

  1. fortuin, vermogen
  2. voorspoed, geluk
  3. lot
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.