groenblauw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  groenblauw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • groen·blauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groenblauw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgroenblauwo

  1. geen meervoud (RAL-kleur) tint tussen groen en blauw met RAL-nummer 5001 (  ).
    • Kunt u die panelen ook leveren in groenblauw? 
    • Heeft u die ook in het groenblauw? 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen groenblauwgroenblauwergroenblauwst
verbogen groenblauwegroenblauweregroenblauwste
partitief groenblauwsgroenblauwers-

Bijvoeglijk naamwoord

groenblauw

  1. (RAL-kleur) in een tint tussen groen en blauw met RAL-nummer 5001 (  ).
    • De zijkant was een egaal groenblauw vlak. 
    • Hij rijdt in een groenblauwe auto. 
     Ik legde mijn handen op de marmeren brugleuning en keek neer op het gewemel op het groenblauwe water, dat eerder een levensader was dan een barrière.[1]
Verwante begrippen
namen van RAL-kleuren in het Nederlands
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord groenblauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.