hon

Angelsaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hanhaną

Werkwoord

hon

  1. hangen
Schrijfwijzen
  • hōn
Afgeleide begrippen
  • āhōn
  • behōn
  • ġehōn
  • ymbhōn
Overerving en ontlening

Duits

Uitspraak
  • IPA: /hoːn/
  • Geluid:  hon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hon

Werkwoord

hon

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van honen
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van honen
Gelijkklinkende woorden
  • Hohn
Synoniemen

Middelengels

Werkwoord

hon

  1. blijven hangen
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische on

Voorzetsel

hon

  1. op, in
Schrijfwijzen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische ān

Hoofdtelwoord

hon

  1. een, één

Persoonlijk voornaamwoord

hon

  1. men
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Riograndenser Hunsrückisch

Uitspraak
  • IPA: /hɔn/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse havēn

Werkwoord

hon

  1. hebben

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

hon m

  1. drijfjacht; jacht waarbij het wild eerst in de richting van de jagers wordt gedreven

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦɔn/
Woordafbreking
  • hon

Zelfstandig naamwoord

hon monbezield

  1. drijfjacht; jacht waarbij het wild eerst in de richting van de jagers wordt gedreven
    «Myslivecké sdružení pořádá tradiční hon na lišku.»
    De jachtvereniging organiseert de traditionele vossenjacht.
  2. haast
  3. sprint
  4. (verouderd)(eenheid) een oud-Tsjechische lengtemaat, van iets minder dan 200 meter
  5. (landbouw) akker met monocultuur
Verbuiging
Synoniemen
  1. honba v, lov monbezield
  2. chvat monbezield, shon monbezield, spěch monbezield, honička v
  3. kalup v, úprk monbezield, honička v
Afgeleide begrippen
  • honák m
  • honba v
  • honec m
  • honeček monbezield
Typische woordcombinaties
  • hon na čarodějnice monbezield
Verwante begrippen
  • honební
  • honitba v
Uitdrukkingen en gezegden
  • být na hony vzdálený
  • vyhnout se na sto honů

Meer informatie

Verwijzingen

    Wymysoojs

    Uitspraak
    • Geluid:  hon    (hulp, bestand)

    Werkwoord

    hon

    1. hebben

    Zelfstandig naamwoord

    hon

    1. (dierkunde) haan
    Schrijfwijzen
    • honn
    Antoniemen

    Zweeds

    Uitspraak
    • Geluid:  hon    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • hon
    Naar frequentie 39

    Persoonlijk voornaamwoord

    hon

    1. zij (vrouwelijke vorm, derde persoon enkelvoud)

    Zelfstandig naamwoord

    hon

    1. nominatief gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van ho
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.