papá

Spaans

enkelvoud meervoud
papá papás

Zelfstandig naamwoord

papá m

  1. pa

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /papaː/
Woordafbreking
  • pa·pá

Zelfstandig naamwoord

papá mbezield

  1. (familie)(verouderd)(informeel) papa, vader; mannelijke ouder
    «Ale papá, já se vdávat nechci!»
    Maar papa, ik wil niet trouwen!
Verbuiging



Schrijfwijzen
Synoniemen
  • fotr mbezield
  • fotřík mbezield
  • ot mbezield
  • otec mbezield
  • papínek mbezield
  • tatík mbezield
  • tatínek mbezield
  • taťka mbezield
  • taťulka mbezield

Verwijzingen

    Tussenwerpsel

    papá

    1. (kindertaal)(informeel) doei, dag, tot ziens; een begroeting of afscheidsgroet
      «Tak papá, děti, mějte se tu hezky a buďte hodné.»
      Tot ziens, kinderen, veel plezier en wees braaf.
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Werkwoord

    papá

    1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord papat
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.