pitch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pitch    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɪtʃ/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • pitch
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pitchen

pitch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitchen
    • Ik pitch. 
  2. gebiedende wijs van pitchen
    • Pitch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitchen
    • Pitch je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord pitch pitchs
verkleinwoord pitchje pitchjes

Zelfstandig naamwoord

depitchm

  1. (bedrijfskunde) zeer korte presentatie van een voorstel
     Meldde zich als enige vrijwillig voor pitches, ook als een ander team ervoor verantwoordelijk was.[1]
  2. (sport) worp bij cricket of honkbal
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pitch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  pitch (VS)    (hulp, bestand); Geluid:  pitch (AU)    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɪtʃ/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
pitch pitches

Zelfstandig naamwoord

[A] pitch

  1. veld, terrein
  2. (muziek) toonhoogte
  3. (informeel), (bedrijfskunde) pitch [1], goed in elkaar gezet verkooppraatje
  4. (sport) pitch [2], bepaald soort worp bij enkele sporten (cricket, honkbal, ...)
  5. (sport) sportterrein, sportveld (bijv. bij cricket, honkbal, rugby of voetbal)
  6. (techniek) spoed [2]
  7. (handel) standplaats
vervoeging
onbepaalde wijs to  pitch 
he/she/it  pitches 
verleden tijd  pitched 
voltooid
deelwoord
 pitched 
onvoltooid
deelwoord
 pitching 
gebiedende wijs  pitch 

Werkwoord

[A] pitch

  1. onovergankelijk voorovervallen
  2. onovergankelijk afhellen, aflopen [2], hellen [1]
  3. onovergankelijk kwartier [3] maken, zich ergens (tijdelijk) vestigen
  4. onovergankelijk, (scheepvaart) stampen [4]
  5. onovergankelijk, (luchtvaart) (v.e vliegtuig) steigeren [2]
  6. overgankelijk gooien, werpen
  7. overgankelijk weggooien
  8. overgankelijk, (sport) pitchen [2] (bij het honkbal)
  9. overgankelijk pitchen [1], promoten
  10. overgankelijk, (kamperen) (een tent) opzetten [6]
  11. overgankelijk, (muziek) op een toon zetten

Zelfstandig naamwoord

[B] pitch

  1. pek, pijnhars, pik [3]
  2. (geologie) peksteen
  3. (kaartspel) pitch

Werkwoord

[B] pitch

  1. overgankelijk met pek besmeuren/overgieten
  2. overgankelijk, (figuurlijk) donker maken, verduisteren [2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.