start

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  start    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɑrt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • start
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord start starts
verkleinwoord startje startjes

Zelfstandig naamwoord

destartm

  1. (sport) begin van een wedstrijd
    • De start van de competitie. 
  2. (bij uitbreiding) aanvang, begin, eerste fase van iets in het algemeen
     De familie zette ons die middag af bij de start van onze route en nam hartelijk afscheid van ons.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
starten

start

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van starten
  2. gebiedende wijs van starten

Gangbaarheid

  • Het woord start staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. start op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

start

  1. start
Synoniemen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ʃtaʁt/
  • Geluid:  start    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • start

Werkwoord

start

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van starten: start
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden
  • starrt

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  start (VS)    (hulp, bestand)
  • Geluid:  start (VK)    (hulp, bestand),  start (VK)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
start starts

Zelfstandig naamwoord

start

  1.  aanvang zn  ,  begin zn , start [2]
vervoeging
onbepaalde wijs to  start 
he/she/it  starts 
verleden tijd  started 
voltooid
deelwoord
 started 
onvoltooid
deelwoord
 starting 
gebiedende wijs  start 

Werkwoord

start

  1. overgankelijk  beginnen ww  [2], in gang zetten, initiëren,  starten ww  [1]
  2. onovergankelijk een aanvang nemen,  beginnen ww  [3], van start gaan
    «The rain started at 9:00.»
    Om 9:00 begon het te regenen.
Antoniemen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

start

  1. start
Synoniemen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /stɑːʈ/
Woordafbreking
  • start
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Engels.

Werkwoord

start

  1. gebiedende wijs van starte

Zelfstandig naamwoord

start m

  1. start
  2. startfase
Verbuiging
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   start     starten     starter     startene  
genitief   starts     startens     starters     startenes  
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: stille til start (delta)
deelnemen
  • [1]: få start på (få i gang)
aan de praat krijgen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /stɑːʈ/
Woordafbreking
  • start
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Engels.

Werkwoord

start

  1. gebiedende wijs van starta
Synoniemen

Werkwoord

start

  1. gebiedende wijs van starte
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

start m

  1. aanvang, begin, start
  2. startfase
Verbuiging
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   start     starten     startar     startane  
genitief                        
Synoniemen
  • begynning
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Pools

Uitspraak
  • IPA: /start/
Woordafbreking
  • start
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

start m

  1. begin, start
Synoniemen
  • początek m
Afgeleide begrippen
  • starcik m
  • starter m
  • startować
  • startówka v
  • startowy
Verwante begrippen
  • startowanie o
  • wystartowanie o
  • wystartować

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /start/
Woordafbreking
  • start
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

start monbezield

  1. start, begin; de plek waar iets begint
    «Na start závodu dorazily stovky sportovců.»
    Aan de start van de wedstrijd verschenen honderden sporters.
  2. start, begin; het tijdpunt wanneer iets begint
    «Ředitel popřál všem učitelům úspěšný start nového školního roku.»
    De directeur wenste alle leraren een succesvolle start van het nieuwe schooljaar.
  3. het opstijgen
Verbuiging
Synoniemen
  1. počátek monbezield
  2. počátek monbezield, zahájení o, spuštění o, nastartování o
  3. odlet monbezield, vzlet monbezield
Antoniemen
  1. konec monbezield, cíl monbezield
  2. konec monbezield, ukončení o, závěr monbezield
  3. přistání o
Afgeleide begrippen
  • restart monbezield
  • startér mbezield
  • startér monbezield
  • startka v
  • startovat imperfectief / perfectief
  • startoviště o
  • startovní
  • startovka v
Verwante begrippen
  • nastartovat perfectief
  • odstartování o
  • odstartovat perfectief
  • startovací
  • startující
  • vystartovat perfectief
Uitdrukkingen en gezegden
  • připravit se, pozor, start

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.