trimester

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trimester    (hulp, bestand)
  • IPA: /triˈmɛstər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tri·mes·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘periode van drie maanden’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse trimestris, wat weer een samenstelling is met het voorvoegsel tri- (drie) en mestris (maand).
enkelvoud meervoud
naamwoord trimester trimesters
verkleinwoord trimestertje trimestertjes

Zelfstandig naamwoord

hettrimestero

  1. (tijdrekening), (eenheid) een periode van drie maanden
    • Het was een druk trimester voor de leerlingen met alle examens en toetsen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord trimester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.