'k

Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
julliejullie
2e persoon
(formeel)
uuuu
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
ugij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
  • Geluid:  'k    (hulp, bestand)
  • IPA: /(ə)k/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /(ə)k/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /(ə)k/
Woordafbreking
  • 'k
Woordherkomst en -opbouw
  • Oud indo-europese stam, op te vatten als (verkorting) van ik

Persoonlijk voornaamwoord

'k

  1. klitische eerste persoon enkelvoud onderwerpsvorm
    • Hij zag dat 'k wegging. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'k staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.