acteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  acteur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑkˈtør/
Woordafbreking
  • ac·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toneelspeler’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
  • Naamwoord van handeling van acteren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord acteur acteurs
verkleinwoord acteurtje acteurtjes

Zelfstandig naamwoord

deacteurm

  1. (beroep) persoon die een personage uitbeeldt in een verhaal of rollenspel, toneelspeler, iemand die acteert
    • Deze bekende acteur speelde al in vijftig toneelstukken. 
     Er waren momenten dat acteren slechts aan acteurs voorbehouden was.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord acteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  •  acteur    (hulp, bestand)
  • IPA: /aktœʁ/
Woordafbreking
  • ac·teur
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   acteur     l'acteur     acteurs     les acteurs  
vrouwelijk   actrice     l'actrice     actrices     les actrices  

Zelfstandig naamwoord

acteur m

  1. (beroep) acteur
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.