dagdeel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dagdeel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɑɣdel / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- dag·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en deel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagdeel | dagdelen |
verkleinwoord | dagdeeltje | dagdeeltjes |
Zelfstandig naamwoord
het dagdeel o
- (tijdrekening) een gedeelte van een dag.
- (tijdrekening) een halve werkdag.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. gedeelte van de dag
Gangbaarheid
- Het woord dagdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagdeel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.