herder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  herder    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɦɛrdər/
Woordafbreking
  • her·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoeder van een kudde’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord herder herders
verkleinwoord herdertje herdertjes

Zelfstandig naamwoord

deherderm

  1. (beroep) (veeteelt) begeleider en bewaker, meestal van een kudde schapen of ander vee
  2. hondenras gefokt voor het hoeden van schapen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord herder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Koerdisch

Bijwoord

herder

  1. overal
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.