geslacht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geslacht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈslɑxt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /χəˈslɑχt/
Woordafbreking
  • ge·slacht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘familie’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • vervoeging van slachten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geslacht geslachten
verkleinwoord geslachtje geslachtjes

Zelfstandig naamwoord

hetgeslachto

  1. (biologie) sekse, het man of vrouw zijn
  2. (biologie) de geslachtsorganen
  3. (plantkunde), (dierkunde)  genus zn  [2], taxon, samengesteld uit een of meer soorten; geslachten worden gegroepeerd in families
  4. (grammatica) grammaticaal geslacht,  genus zn  [1]
    • Wat is het geslacht van dit zelfstandig naamwoord? 
  5. (familie) de afstammelingen van één persoon
    • Het geslacht De Pauw. 
     Dan kan hij er staan en zeggen dat hij zich in deze moeilijke tijden et cetera et cetera toch heeft opgeofferd uit liefde voor zowel zijn dochter als de tradities van zijn geslacht.[3]
     Maar Napoleon beloonde de in leven gebleven Letang door hem de oude naam en titels van het geslacht terug te geven, maar niet de bezittingen die tijdens de revolutie geconfisqueerd waren door het volk.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vervoeging van: slachten…
verbogen vorm: geslachte

geslacht

  1. voltooid deelwoord van slachten

Gangbaarheid

  • Het woord geslacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.