mans

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mans    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɑns/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • mans
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen mans
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

[A] mans

  1. tot iets in staat
    • Deze mierensoort is heel wat mans. 

Zelfstandig naamwoord

mans

  1. genitief mannelijk  van man, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
enkelvoud meervoud
naamwoord mans mansen
verkleinwoord mansje mansjes

Zelfstandig naamwoord

[B]demansm

  1. geldbakje (van een muzikant)
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Lets

1e persoonenkelvoudmeervoud
naamvalmvmv
nominatiefmansmanamanimanas
genitiefmanamanasmanumanu
datiefmanammanaimaniemmanām
accusatiefmanumanumanusmanas
instrumentalismanumanumaniemmanām
locatiefmanāmanāmanosmanās
vocatiefmansmanamanimanas

Bezittelijk voornaamwoord

mans

  1. mijn, van mij (bij het enkelvoud van een mannelijk woord in de nominatief of vocatief)

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 2123

Zelfstandig naamwoord

mans

  1. genitief mannelijk  van man
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.