wee

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wee    (hulp, bestand)
  • IPA: /we/ (1 lettergreep); /ʋeː/
Woordafbreking
  • wee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wee [1], [2] weeën
verkleinwoord [1] weetje [1], [2] weetjes

Zelfstandig naamwoord

wee v/m, o

  1. (medisch) pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt
    • De weeën zijn al begonnen. 
  2. (verouderd) gebeurtenis die veel schade en verdriet veroorzaakt
  3. geen meervoud diep bedroefd gevoel of hevige pijn
  4. geen meervoud (diergeneeskunde) ontsteking bij vee, veroorzaakt door besmetting met Theileria microti 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] wel en wee
    wat mensen aan positieve en negatieve zaken meemaken
Vertalingen

Tussenwerpsel

wee

  1. uitroep van groot verdriet
    • Dat ging met veel ach en wee gepaard. 
  2. versterkt een dreigement
    • Wee je gebeente als je dat durft! 
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen weeweeërweest
verbogen weeëweeëreweeste
partitief weesweeërs-

Bijvoeglijk naamwoord

wee

  1. onaangenaam misselijkmakend
    • Er ging een weeë geur in het gebouw. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord wee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *waiwô, via het Angelsaksische wēa

Zelfstandig naamwoord

wee

  1. droefheid, rouw
Schrijfwijzen
  • we
  • wea

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *wai en het Oudnederlandse *wē

Tussenwerpsel

wee

  1. wee
Schrijfwijzen
  • wêe
Overerving en ontlening

Bijvoeglijk naamwoord

wee

  1. onaangenaam, pijnlijk
Schrijfwijzen
  • wêe
Overerving en ontlening

Zelfstandig naamwoord

wee v

  1. pijn
Schrijfwijzen
  • wêe
Overerving en ontlening

Verwijzingen

    Schots

    Uitspraak
    • IPA: /wiː/
    Woordafbreking
    • wee
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Angelsaksische wēġ / wēġe / wǣġ

    Bijvoeglijk naamwoord

    wee

    1. klein, weinig, beetje

    Yola

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Angelsaksische wiþ, via het Middelengelse wiþ

    Voorzetsel

    wee

    1. met
    Schrijfwijzen
    Afgeleide begrippen
    • w'aam
    • w'aare
    • w'all
    • w'eeme
    • w'ous
    • wi'oute

    Persoonlijk voornaamwoord

    wee

    1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
    Synoniemen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.