aai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aai    (hulp, bestand)
  • IPA: /aj/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • aai
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van  aaien ww  zonder de uitgan -en [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aai aaien
verkleinwoord aaitje aaitjes

Zelfstandig naamwoord

deaaim

  1. streling, liefkozing waarbij je met je hand over de huid van een ander strijkt
    • Haar moeder gaf haar een aai over haar hoofd 
    • Maar de ouderwetse aai, de letterlijke schouderklop of de borstkroel vinden alle honden véél belangrijker. Ze zijn ouderwets. [3] 
     Ze geeft Jochie een aai over haar bol en verlaat het huis.[4]
  2. (informeel) (spottend) pijnlijke slag
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aaien

aai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaien
    • Ik aai. 
  2. gebiedende wijs van aaien
    • Aai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaien
    • Aai je? 

Gangbaarheid

  • Het woord aai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
aai
geaai
volledig

Werkwoord

aai

  1. aaien

Tussenwerpsel

aai!

  1. ach, ai !

Fries

Zelfstandig naamwoord

aai

  1. ei
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.