dijn
Nederlands
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n | mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je | jouwe | jullie je | - |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n | zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r | hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn z'n (ervan) | zijne | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
Uitspraak
- Geluid: dijn (hulp, bestand)
- IPA: / dɛin / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- dijn
Woordherkomst en -opbouw
Bezittelijk voornaamwoord
dijn
Opmerkingen
- Wordt gebruikt in onderstaande uitdrukking.
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] het verschil tussen mijn en dijn niet kennenbezit van een ander gebruiken alsof het van jou is (letterlijk: van mijn en van dijn, het mijne en het jouwe)
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord 'dijn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.