rijst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rijst    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɛist/ (1 lettergreep), /rɛi̯st/
Woordafbreking
  • rijst
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘graansoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rijst -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

derijstm

  1. (graan) (voeding) graan van het geslacht Oryza 
  2. de meest verbouwde rijstsoort (Oryza sativa )
  3. zaden van de rijstplant
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rijzen

rijst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
    • Jij rijst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijzen
    • Hij rijst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rijzen
    • Rijst! 

Gangbaarheid

  • Het woord rijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.