shed

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  shed (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʃɛd/
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • shed
vervoeging (A)
onbepaalde wijs to  shed 
he/she/it  sheds 
verleden tijd  shedded 
voltooid
deelwoord
 shedded 
onvoltooid
deelwoord
 shedding 
gebiedende wijs  shed 

Werkwoord

[A] shed

  1. overgankelijk scheiden
  2. overgankelijk afscheiden
  3. overgankelijk laten vloeien, uitstorten
  4. overgankelijk uitstralen
  5. onovergankelijk, (dierkunde) ruien
enkelvoud meervoud
[A]+[B] shed sheds

Zelfstandig naamwoord

[A] shed

  1. (verouderd) scheiding, scheidslijn
  2. (natuurkunde) (eenheid) oppervlaktemaat gebruikt in de kernfysica: 10-52

[B] shed

  1. (bouwkunde) loods, schuur, stalling
  2. (bouwkunde) afdak, luifel
  3. (verkeer) (informeel) (VK) barrel, auto die in slechte staat verkeert
vervoeging (B)
onbepaalde wijs to  shed 
he/she/it  sheds 
verleden tijd  shedded 
voltooid
deelwoord
 shedded 
onvoltooid
deelwoord
 shedding 
gebiedende wijs  shed 

Werkwoord

[B] shed

  1. overgankelijk in een stalling/schuur e.d. opbergen/parkeren
  2. overgankelijk (muziek) oefenen, repeteren

Gangbaarheid

99 %van de Amerikanen;
99 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.