eo
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eo (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛnʔɔf / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- eo
Woordherkomst en -opbouw
Voegwoord
eo
- (economie) (financieel) en/of, gebruikt bij een en-ofrekening om aan te geven dat de personen tussen wier namen eo staat zowel afzonderlijk als gezamenlijk deze rekening kunnen gebruiken
- J. Jansen eo M. Klok
- ▸ Voor het overlijden van de vader stonden de rekeningen op naam van “[naam van de vader] eo [naam van de moeder].”[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'eo' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie J.S.W. Holtrop e.a.“Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-600” (5 december 2016) op kifid.nl
Latijn
Uitspraak
- IPA: /ˈɛ.joː/
enkelvoud | meervoud | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
nominatief | is | ea | id | eī, iī | eae | ea |
accusatief | eum | eam | eōs | eās | ||
genitief | eius | eōrum | eārum | eōrum | ||
datief | eī | eīs, iīs | ||||
ablatief | eō | eā | eō |
Persoonlijk voornaamwoord
ĕō
Werkwoord
vervoeging van |
---|
īre |
ĕō
- actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van īre
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.