tie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ti/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • tie
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

tie m

  1. (spreektaal) (informeel) een niet benadrukte vorm van hij, 3e persoon enkelvoud mannelijk
    • •Is tie niet mooi, 'k heb nog net een kunnen krijgen. [2]
    • •Als tie vloekt dan is tie rood
      Als tie sterft dan is tie dood
      Dan wordt ie in de grond gepoot
       [3]
Opmerkingen
  • Alleen gangbaar na een persoonsvorm of inleidend woord van een bijzin.
Schrijfwijzen
  • Om de uitspraak weer te geven wordt dit woord ook wel met het voorgaande woord aaneengeschreven of verbonden door een koppelteken waarbij in het laatste geval door -t- af te splitsen een relatie met ie wordt gelegd: "Istie niet mooi?", "Is-tie niet mooi?" of "Is-t-ie niet mooi?"
Synoniemen
  • die (na een persoonsvorm of inleidend woord bijzin eindigend op een stemhebbende klank)
  • ie (na persoonsvorm of inleidend woord bijzin)

Gangbaarheid

  • Het woord tie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “5.2.5.1 De vormen” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Jonge, K. de
    "Kunstboom" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 105 nr. 304 (24 december 1992)
    ; p. 33 kol. 7; geraadpleegd 2016-08-30
  3. Speenhoff, J.J.
    geciteerd in
    Kaaij, M.
    Toonzetters: sleutel tot de klassieke muziek (2006) Inmerc, Wormer
    ; ISBN 9789066115637; p. 132; geraadpleegd 2016-08-30


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  tie (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /taɪ/
enkelvoud meervoud
tie ties

Zelfstandig naamwoord

tie

  1. das
  2. verbinding
vervoeging
onbepaalde wijs to  tie 
he/she/it  ties 
verleden tijd  tied 
voltooid
deelwoord
 tied 
onvoltooid
deelwoord
 tying 
gebiedende wijs  tie 

Werkwoord

tie

  1. binden, vastmaken

Gangbaarheid

100 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be

Lets

 enkelvoudmeervoud
naamvalmvmv
nominatieftastietās
genitieftāstoto
datieftamtaitiemtām
accusatieftototostās
instrumentalisar toar toar tiemar tām
locatieftajā; tai; tanītajā; tai; tanītajos; tais; tanīstajās; tais; tanīs

Aanwijzend voornaamwoord

tie

  1. die, nominatief mv van tas dat verwijst naar een mannelijk woord
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.