to

Uitspraak

• IPA: /toː/

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *tō / *ta

Voorzetsel

to

1. naar

Bijwoord

to

1. ook

Zelfstandig naamwoord

to

1. water

Hoofdtelwoord

to

1. twee

Verwijzingen

• to in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

Uitspraak

• IPA: /tʊ/

Voorzetsel

to

1. naar

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

to

1. (evenhoevigen) antilope

Lidwoord

to (alleen gevolgd door o, u of w)

1. de, het, een

Aanwijzend voornaamwoord

to

1. die (dat) accusatief enk van tas/tā
2. met die (dat) instrumentalis enk van tas/tā
3. van die, genitief mv van tas/tā

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Angelsaksische ta / tā / tahe / tāhe

Zelfstandig naamwoord

to

1. (anatomie) teen

Voorzetsel

to

1. naar

Bijwoord

to

1. ook

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Middelnederduitse to

Voorzetsel

to

1. naar (in de richting van)

Uitspraak

• IPA: /tɔ/

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *to

Aanwijzend voornaamwoord

to

1. dat; nominatief onzijdig enkelvoud van ten
2. dat; accusatief onzijdig enkelvoud van ten

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tuː/

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• (zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord tó.

Hoofdtelwoord

to

1. twee

Zelfstandig naamwoord

to m / o

1. materiaal, stof

   «Det er en bukse med godt to i.»

   Het is een broek met een goede stof.

2. eigenschap, natuur

   «Jenta har godt to i seg.»

   Het meisje heeft goede eigenschappen in zich.

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tuː/

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• (zelfstandige naamwoorden) afkomstig van het Oudnoorse woord tó.

Hoofdtelwoord

to

1. twee

Zelfstandig naamwoord

to o

1. materiaal, stof

   «Det er godt to i kleda.»

   De kleren hebben een goede stof.

2. eigenschap, natuur

   «Ho har godt to i seg.»

   Ze heeft goede eigenschappen in zich.

Zelfstandig naamwoord

to v

1. grasvlakje

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Middelnederduitse to

Voorzetsel

to

1. naar (in de richtig van)

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *tō

Voorzetsel

to

1. naar

Uitspraak

• IPA: /tɔ/
• Geluid:  to    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *to

Aanwijzend voornaamwoord

to

1. dat; nominatief onzijdig enkelvoud van ten
2. dat; accusatief onzijdig enkelvoud van ten

Uitspraak

• IPA: /tɔ/

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *to

Aanwijzend voornaamwoord

to

1. dat; nominatief onzijdig enkelvoud van ten
2. dat; accusatief onzijdig enkelvoud van ten

Uitspraak

• IPA: /tɔ/
• Geluid:  to    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• to

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *to

Aanwijzend voornaamwoord

to

1. dat; nominatief onzijdig enkelvoud van ten
2. dat; accusatief onzijdig enkelvoud van ten

   «Podej mi to pero.»

   Geef mij die pen aan.

Voegwoord

to

1. daarentegen; daarmee in tegenspraak

   «Petra jsem v bazénu už dávno nepotkal. To Adam, ten je opravdový sportovec – chodí plavat denně.»

   Peter ben ik in het zwembad al lang niet meer tegengekomen. Adam daarentegen is een echte sporter – hij zwemt iedere dag.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Bijvoeglijk naamwoord

to

1. groot, omvangrijk
2. groot, belangrijk

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Middelnederduitse to

Voorzetsel

to

1. (Münsterlands) naar (in de richtig van)