bonus

Niet te verwarren met: Bonus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bonus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbonʏs/ (2 lettergrepen); /bonəs/
Woordafbreking
  • bo·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘uitkering’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn. Komt van het Latijnse bonus (goed).
enkelvoud meervoud
naamwoord bonus bonussen
boni
verkleinwoord bonusje bonusjes

Zelfstandig naamwoord

debonusm

  1. een extraatje, meestal als beloning
    • Managers krijgen vaak een bonus (heeft echter weinig te maken met 'goed') maar nooit een malus (hoewel daar nu juist vaak een reden voor is)! 
    • de tijdgeest: iedere 'topman' van een kauwgomballenfabriek geeft zichzelf ieder jaar een bonus van minstens 3 miljoen euro 
    • Er is geen duidelijke relatie tussen de prestaties van een beursgenoteerd bedrijf en het toekennen aan bonussen aan bestuursleden. [2] 
     Het woord 'bonus' hadden ze uit hun gedachtewereld verbannen. Dat was thuis weer aan de orde.[3]
Antoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bonus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Bijvoeglijk naamwoord

bonus

  1. goed
Verbuiging

Pools

Uitspraak
  • IPA: /bɔ̃nus/
  • Geluid:  bonus    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

bonus monbezield

  1. bonus, bonusaanbieding; een voorwerp dat gratis bij een gekocht product wordt gegeven met als doel klanten te lokken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • bonusik m
  • bonusowy

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

bonus m

  1. (financieel) bonus; een korting die iemand bij een verzekering krijgt als er lange tijd geen schade geclaimed is
Antoniemen
  1. malus m

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bɔnʊs/
Woordafbreking
  • bo·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn

Zelfstandig naamwoord

bonus monbezield

  1. bonus, bonusaanbieding; een voorwerp dat gratis bij een gekocht product wordt gegeven met als doel klanten te lokken
    «V tomto měsíci dáváme ke každému zakoupenému stolu ubrus jako bonus
    Deze maand geven wij bij elke gekochte tafel een tafelkleed als bonus.
  2. (financieel) bonus; een korting die iemand bij een verzekering krijgt als er lange tijd geen schade geclaimed is
    «Po pěti letech bez nehod je bonus na povinném ručení až třicet procent.»
    Na vijf jaar zonder ongelukken kan de bonus op de aansprakelijkheidsdekking tot de dertig procent zijn.
Verbuiging
Synoniemen
  1. nádavek monbezield
Antoniemen
  1. malus monbezield
Afgeleide begrippen
  • bonusový
Verwante begrippen
  • odměna v
  • návdavek m
  • prémie v
  • příplatek m
  • zvýhodnění o

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.