donkergrijs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  donkergrijs    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌdɔŋkərˈɣrɛis/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • don·ker·grijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord donkergrijs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetdonkergrijso

  1. (kleur) een donkere variant van de kleur grijs
    • Heeft u die ook in het donkergrijs? 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen donkergrijsdonkergrijzerdonkergrijst
verbogen donkergrijzedonkergrijzeredonkergrijste
partitief donkergrijsdonkergrijzers-

Bijvoeglijk naamwoord

donkergrijs

  1. (kleur) de kleur donkergrijs hebbend
    • Hij rijdt in een donkergrijze auto. 
    • Vanuit het westen drijft een donkergrijs front aan. Het is begonnen te regenen, waarop ik aan de tafel in het tuinhuis (dat zijn normale proporties heeft herkregen) met de komkommergroene vloer ben gaan zitten. [1]14 

Gangbaarheid

  • Het woord donkergrijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Valens, Anton
    Het compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.