roze

Nederlands

 
roze
Uitspraak
  • Geluid:  roze    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɔːzə/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /rɔːzə/, /rɔːs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /roːzə/
    • (Limburg): /rɔːs/
Woordafbreking
  • ro·ze
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans rose, in de betekenis van ‘kleurnaam’ voor het eerst aangetroffen in 1485; cognaat met  roos zn  (bloem) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord roze
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetrozeo

  1. (kleur) heel bleek of licht rood, kleur bestaand uit een combinatie van wit en rood, met soms ook blauwe tinten
    • Heeft u die ook in het roze? 
stellend
onverbogen roze
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

roze

  1. (kleur) met een heel bleke of lichte rode kleur, met soms ook blauwe tinten
    • Hij rijdt in een roze auto. 
     Ik liep op een tapijt van kleine witte en roze bloemen en kon mijn geluk niet op.[2]
Schrijfwijzen
  • rose (als variant binnen de officiële spelling tot 1996)
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] door een roze bril bekijken
    te positief opvatten
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord roze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.