lila

Nederlands

 
lila
Uitspraak
  • Geluid:  lila    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlila/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • li·la
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans lilas, in de betekenis van ‘lichtblauw paars’ voor het eerst aangetroffen in 1833 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord lila
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetlilao

  1. (kleur) lichte tint van paars
     De ronde bergen in de verten kleurden pastelblauw en lila en vormden een mooi contrast met de warme aardse kleuren om mij heen.[4]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen lila
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur) de kleur lila hebbend
    • Hij rijdt in een lila auto. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord lila staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /liːla/
Woordafbreking
  • li·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse lilas
  • Afkorting van lilafarben

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur)  lila bn ; licht paars
  2. (spreektaal) gemiddeld
Synoniemen
  1. fliederblau, fliederfarben, fliederfarbig, veilchenblau, veilchenfarben, veilchenfarbig
Antoniemen
  1. blau, rot, gelb, grün
Hyperoniemen
  1. bunt, farbig
Hyponiemen
  1. helllila
Verwante begrippen

Hongaars

stellend vergrotend overtreffend overdreven
lilalilábbleglilábblegesleglilább

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur) paars

Spaans

enkelvoud meervoud
lila lilas

Zelfstandig naamwoord

lila v

  1. (kleur)  lila zn 
  enkelvoud meervoud
mannelijk lila lilas
vrouwelijk lila lilas

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur)  lila bn 

Pools

Uitspraak
  • IPA: /lʲila/

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur)  lila bn ; licht paars
Synoniemen
  • liliowy
Afgeleide begrippen
  • lilabłękit
  • lilaróż
  • niebieskolila
  • różowo-lila
Verwante begrippen
  • liliowo

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lɪla/
Woordafbreking
  • li·la

Bijvoeglijk naamwoord

lila

  1. (kleur)  lila bn ; licht paars
Verbuiging
  • Onverbogen
Synoniemen
  • lilový
  • šeříkový
Afgeleide begrippen
  • lilový

Verwijzingen

    Werkwoord

    lila

    1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord lít
    2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord lít
    3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord lít
    4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord lít

    Zweeds

    Bijvoeglijk naamwoord

    lila

    1. (kleur) paars
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.