indigo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indigo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪndiɣo/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ɪn.ˈdi.χo/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɪn.ˈdi.ɣo/
Woordafbreking
  • in·di·go
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘blauwe kleur(stof)’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1]
  • Via het Spaanse índigo (ouder ook índico) ontleend aan het Latijnse Indicum, dat van het Oudgriekse Ἰνδικόν komt. Dit laatste is oorspronkelijk een verkorting van Ἰνδικὸν φάρμακον ("Indisch geneesmiddel").
enkelvoud meervoud
naamwoord indigo indigo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

indigo

  1. o (kleur) een kleur die in het het lichtspectrum voorkomt met een golflengte van 440 tot 420 nanometer
    • Heeft u die ook in het indigo? 
  2. m een kleurstof met de blauwige kleur indigo die oorspronkelijk gewonnen werd uit planten van het geslacht Indigofera, zoals wede
Hyperoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen indigo
verbogen
partitief indigo's

Bijvoeglijk naamwoord

indigo

  1. (kleur) een kleur bezittend als die van de kleurstof indigo
    • Deze vogel heeft een indigo verenpak. 

Gangbaarheid

  • Het woord indigo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Duits

Bijvoeglijk naamwoord

indigo

  1. (kleur) indigo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.