klamper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klamper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɑmpər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • klam·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klamper klampers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deklamperm

  1. (dierkunde) benaming roofvogels die overdag jagen zoals sperwers, haviken en wouwen
Synoniemen
  • dagroofvogel
Verwante begrippen
termen uit de ornithologie:

Gangbaarheid

  • Het woord klamper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.